Den Bosch en omgeving
Botbreuken aan de hand en pols komen veelvuldig voor. Een adequate behandeling is van essentieel belang omdat deze met name de uiteindelijke functie van de pols, hand en vingers zal bepalen.
Afhankelijk van de soort botbreuk moet een behandeling worden vastgesteld. De meeste botbreuken van de hand en pols kunnen met eengips (immobiliserend) verband worden behandeld. Wanneer er sprake is van een botbreuk met verplaatsing (dislocatie) of verdraaiing (rotatie) van een van de botdelen met als gevolg een verkeerde stand van de pols, hand of vinger(s), zal getracht worden de botbreuk in de gewenste stand te zetten (reponeren). Een controle röntgenfoto moet dan uitwijzen of de botbreuk goed gereponeerd is. Indien dit het geval is, kan de botbreuk met een gipsverband worden behandeld. Na een week wordt ter controle opnieuw een röntgenfoto gemaakt. Blijkt de stand van de botbreuk nog steeds goed te zijn, dan wordt met een circulair gipsverband de behandeling voortgezet. Bij een ongewenste stand van de botbreuk moet de botbreuk nogmaals gezet (gereponeerd) worden.
Er is reden om operatief in te grijpen (indicatie) als er sprake is van een aanhoudende verkeerde stand van de botbreuk (dislocatie/rotatie) of van een botbreuk waarbij de kans op het ontstaan van een afwijkende stand erg groot is gezien het verloop en/of van de plaats van de botbreuk, bijvoorbeeld breuken die doorlopen in het gewricht .
Onafhankelijk van de behandeling van de botbreuk is een goede nabehandeling bestaande uit fysiotherapie en/of ergotherapie van essentieel belang om een goede handfunctie te behouden. Tijdens de genezing van de botbreuk wordt er veel littekenweefsel gevormd waardoor omliggende structuren gaan verkleven. Daarom moet er zo snel mogelijk weer met de pols, hand en vingers worden bewogen, liefst onder begeleiding van een gespecialiseerde handtherapeut.
In het Hand en Pols Expertise Centrum (HPEC) wordt de behandeling van botbreuken in multidisciplinair verband afgestemd op de individuele patiënt.